25. Just another day at the office…

Dit verhaal is een vervolg op verhaal 8 ‘de wijze man’. Dit verhaal eerst lezen? Klik hier.

Ahmad… Hij is er nog altijd. Gisternacht kreeg ik een berichtje. Hij was bezig met zijn huiswerk. Het huiswerk dat hij eindeloos maakt om zijn nachten door te komen. 

Om 01.02 uur stuurt hij:

“Hallo martine ik jouw zelf moder houd waarom?
Mijn moder altijd in mijn hart sgatje ook jouw.” 

Waar kwam dit vandaan? Het is niet de eerste leerling die mij ‘moeder’ noemt. Wat gebeurt er bij deze leerlingen dat ze dit doen? Bij Ahmad denk ik er over na. Ik zie hem vaak op school. Hij komt altijd opgewekt over en begroet me altijd netjes - en ik hem natuurlijk ook. De pijnlijke waarheid kwam binnen toen ik besefte dat ik waarschijnlijk met het minimale contact en deze minimale aandacht toch degene ben waarvan hij de meeste aandacht en warmte krijgt. Waar heb ik het over!? “Goedemorgen juf!” “Goedemorgen Ahmad, goed geslapen?” “Fijne dag vandaag!” Het is echt niet meer dan dat. 

Deze minimale vorm van aandacht laat hem wel weten dat hij iedere dag gezien wordt. Daarnaast laat ik van mij weten als hij er niet is en app ik hem om te vragen waar hij blijft. Het zijn kleine dingen, maar in een land waar je alleen bent en vrijwel geen netwerk hebt zijn deze berichtjes het teken dat hij ergens bij hoort en er door iemand aan hem gedacht wordt. Volgens mij is dit een basis om vervolgens verder te kunnen gaan omdat wij mensen nu eenmaal het nodig hebben om gezien en gehoord te worden en vooral het gevoel willen hebben dat we ertoe doen. 

“Hoe gaat het?”

In deze woorden vindt hij wellicht iedere dag al een stukje dat hij zo mist. Vandaag kwam hij naar kantoor en dwaalde hij een beetje rond. Ik merkte dat er iets met hem was en stuurde de overige leerlingen mijn kantoor uit om hem de ruimte te geven even met mij alleen te praten. Ik vroeg hem hoe het met hem ging. Domme vraagJuf, jij kent Ahmad, hoe denk jij dat het gaat. Hij ervaart altijd stress, is altijd moe en op.

Hij begon te vertellen dat hij het eigenlijk allemaal niet meer zo goed wist. Hij wilde graag leren en deed dit, maar waarvoor precies? 

“Ik weet niks van mijn toekomst. Ik ben alleen, ik heb geen familie.”

Ik vraag hem of hij zijn ouders heel erg mist. 

“Juf, mijn ouders zijn dood”

“Sorry jongen! Dat is moeilijk” 

Hij vertelt me dat hij nog maar een hele kleine jongen was (zo’n negen jaar oud) toen zijn ouders door een bom om het leven zijn gekomen. Ze hadden ruzie met de buurman en een van de buurmannen gooide uit het niets een bom. Het precieze verhaal is vaag, maar ik geloof dat ik uit zijn verhalen kan begrijpen dat dit gezin niet welkom was in het dorp waar ze woonde.

Eenzaamheid

Ahmad is eenzaam. Hij woont nu op het AZC in Weert, is meerderjarig en moet zijn eigen boontjes zien te doppen. Ik vertel hem hoe sterk hij is. Hoe knap het is dat hij iedere dag op school is en dat hij leert. Ik vertel hem dat hij een mooi hart heeft en een lieve jongen is. Ahmad zegt netjes: “dankjewel juf”. 

Ik meen wat ik zeg. Ahmad doet zo zijn best iets van zijn leven te maken. Ik ken geen vrolijkere kamer op het AZC dan zijn kamer. Het hangt vol met kerstversiering en discolichten. Geregeld krijg ik trotse filmpjes van zijn mooi verlichte kamer. Inmiddels noem ik hem ook “jongen” ipv “man”. Zijn uiterlijk match compleet niet met zijn innerlijk en het gedrag dat hij vertoont. Deze jongen heeft nog veel sturing nodig en lijkt snel overvraagd op cognitief en sociaal-emotioneel gebied. Hier pas ik mijn benadering inmiddels dan ook op aan. Wanneer ik hem benader als een basisschool jongen merk ik dat hij zich het prettigst voelt en de beste connectie ontstaat; terwijl zijn uiterlijk doet vermoeden dat hij vele malen ouder is. 

Geen onderbroek

Onlangs vertelde hij ook dat zijn was uit de wasmachine was gestolen. Veel van onze leerlingen hebben in het begin slechts 1 of 2 setjes kleding mee. Een leeggeroofde wasmachine kunnen ze dus echt niet gebruiken. Wanneer ik met Ahmad over de gang loop vertelt hij genegeerd; “juf, ik alleen een van deze onder deze..”. Zijn onderbroek dus. Ik besluit de dag erna mijn beste acteer-act op te voeren en stap dapper met wat geld in een enveloppe op hem af en vertel hem dat ik deze op straat gevonden had en het hem graag wilde geven. Overduidelijk miste ik lessen van de toneelschool want hij trapte er niet in en nam het geld niet aan. 

Terug naar het gesprek op kantoor: 

Ik weet het gesprek niet goed af te ronden. Er is niks goeds aan dit hele gesprek. De eenzaamheid, onmacht en angst zijn voelbaar door het hele kantoor. Ik besluit mijn collega om hulp te vragen. Mijn collega die overal met mij maar gewoon middenin beland. Ik neem haar mee in mijn acties en gesprekken, omdat zij vaak precies aanvoelt en weet wat ze wanneer moet zeggen of doen. Ik vraag haar of ze misschien samen met Ahmad naar de conciërge wilt lopen, want die had zeker nog hulp nodig. Linda maakt geen oogcontact, maar knikt zacht ja. Ze had het verhaal gevolgd en ook zij voelde het eenzame leven van deze intens lieve jongen aan. Een leven waarbinnen wij zo weinig kunnen veranderen. Ze staat op en loopt met hem mee. Ahmad knutselt de rest van de middag aan de kapotte deur en leeft een beetje op. Linda en ik wisselen alleen af toe een blik uit, voor nu was dit even het enige dat we konden doen… Just another day at the office.

De namen in dit verhaal zijn veranderd om de privacy van mijn leerlingen te beschermen.

Previous
Previous

26. ‘Kutmarokkanen’

Next
Next

24. Een bloedneus en de IND