20. Onthoofdingen en Labello: we lachen er maar mee

Trigger warning: dit verhaal bevat elementen die als heftig ervaren kunnen worden. 

Het is de dag na de vakantie. De dag waarop het altijd afwachten is of alle leerlingen zich weer melden op school; wie er naar een nieuwe woning of ander AZC is gegaan en wie gewoon niet in de gaten heeft dat de vakantie voorbij is. Deze ochtend stormen de leerlingen binnen. Vooral de leerlingen van de basisschool staan te popelen om weer te kunnen beginnen. Langzaam aan komen ook onze (lees: de wat oudere) leerlingen binnen. Zoals gebruikelijk sta ik bij de deur om ze welkom te heten en vandaag - de dag na de vakantie - ben ik een beetje extra blij om ze allemaal weer te zien. 

De opkomst valt me niet tegen. Helaas heb ik dit keer geen tijd om de klassen langs te gaan en het te controleren. Ik ben namelijk druk met de inschrijvingen van de nieuw ingestroomde leerlingen. Altijd raakt het me weer om die gespannen gezichten tegenover me te zien zitten. Tijdens de gesprekken schrijf ik het een en ander op en probeer ik zo goed en zo kwaad als het gaat duidelijk te maken dat ze vijf dagen in de week naar school moeten komen en dat school in Nederland verplicht is. Verder probeer ik vooral maar veel warmte en vertrouwen uit te stralen in mijn blikken en gebaren. 

Stotterende tolk

Bij het inschrijven van een Syrisch gezin merk ik al snel dat de communicatie in het Nederlands niet heel ver gaat komen, dus ik besluit om Amir uit de klas te halen. Amir is al langere tijd in Nederland en woont sinds korte tijd in Weert. Hij moest even wennen aan onze school en baalde dat hij wederom naar een internationale schakelklas (ISK) moest, maar ik geloof dat hij langzaam aan zijn draai begint te vinden. Amir zijn Nederlandse taal is prima alleen stottert hij behoorlijk. Ook in het Arabisch is hoorbaar dat hij stottert. Tot voor kort (lees tot vandaag) wist ik niet dat hij zo stotterde. Toen hij vol trots bij mij op kantoor zat om te vertalen, speelde de spanning op…

Toen hij de eerste zinnen in zijn hoofd vertaalde en uitspraak voor de ouders, merkte ik dat het plots moeilijk voor hem werd. Hij haperde een beetje. De vader keek weg en wisselde een korte blik met de moeder. Al snel zag ik aan de schokkende beweging van zijn rug van vader dat hij steeds een beetje meer begon te lachen en zijn uiterste best deed om zijn lach onder controle te krijgen. Ik zag in zijn blik dat hij Amir niet wilde kwetsen; dit was een typisch geval van een slappe lach. Langzaam liep hij rood aan en zijn dochter begon mee te gniffelen. Krampachtig hield hij zijn hand voor zijn hoofd. 

Onbezorgde slappe lach

Vader hield het niet langer, stond op en liep het kantoor uit. Achter hem de rest van de familie; die inmiddels al even rood waren aangelopen. Behalve moeder. Die kon haar gezicht in de plooi houden en richtte zich tot mij. Ik voelde me verschrikkelijk. Ik hoopte zo dat Amir het niet in de gaten had, maar dit leek me redelijk onwaarschijnlijk. Tegelijkertijd merkte ik dat het me eigenlijk ook ontroerde. Een vader, getekend voor de rest van zijn leven door zijn vlucht naar een onbekend land; een nieuwe toekomst vol onduidelijkheid, lachte zich hier in mijn kantoortje de ballen uit zijn broek. Ik besefte mij dat ik dit nog maar erg weinig mee had mogen maken. 

Deze onbezorgde slappe lach was bijzonder. Helemaal hoe (onbedoeld) aanstekelijk zijn lach was voor zijn kinderen. Na Amir uitvoerig bedankt te hebben voor het vertalen, kon hij terug naar de klas. Hij fluisterde nog snel dat hij altijd wel wilde helpen. Dat was een behoorlijke pak van mijn hart. Hopelijk is het langs hem heen gegaan… En zo niet, dan heeft hij veel geleerd in het verleden en is hij sterk.  

Een nieuwe plek

Maar… dit is niet hetgeen waar ik op doel ‘we lachen er maar mee’ in de titel. Dat gaat namelijk over mijn gesprek met Othman. Diezelfde ochtend had ik - tijdens de inschrijvingen - verschillende berichtjes van Othman binnen gekregen. Othman was nog voor de vakantie samen met zijn broer bij ons ingeschreven. Twee knappe mannen van Koerdische komaf, die net iets ouder leken dan 15 en 17 jaar oud. In zijn appjes gaf Othman aan dat hij net wakker was geworden en zich afvroeg of hij naar school mocht komen. Natuurlijk mocht dat. Hij kwam zo snel als hij kon. Vrolijk als altijd wandelde hij mijn kantoor binnen. Hij liep er altijd bij alsof hij rechtstreeks van de camping kwam; slippers aan, korte broek; alleen de wc-rol onder zijn arm leek te ontbreken. Ik begroette hem en zag hoe zijn grote glimlach omkrulde van oor tot oor. 

Othman bleef die dag rond mijn kantoor hangen. Ondanks dat ik bij de intake al in de gaten had dat hij een intelligente jongen was, leek hij er nog niet aan toe om hele dagen in de klas mee te draaien. Geregeld was hij dan ook ergens bij mij op kantoor te vinden.

Nog enkele dagen en dan zou hij met zijn gezin naar Eindhoven gaan. Ik had hem eigenlijk na de vakantie al niet meer terug verwacht maar hij was er (gelukkig) nog. Ik zie bij veel leerlingen dat dit (de dagen inbetween) vaak de moeilijkste dagen zijn, waarbij ze zich maar lastig lijken te kunnen concentreren. Iets wat voor Othman überhaupt al een puntje van aandacht leek te zijn. 

Slechte invloed

Naast ongeconcentreerd was Othman vandaag ook in een melige bui; hij maakte de ene flauwe grap na de ander. Ik houd ervan. Ik ben blij dat hij er is, maar ergens heb ik heb ik het vermoeden dat er ondanks zijn grapjes, veel schuil gaat in deze jongen. Ik verdenk hem ervan dat hij veel weg lacht. Als ik hem vraag wat het stomste is dat hij ooit heeft gedaan, begint hij te vertellen over Syrië. Vol enthousiasme vertelt hij me dat hij daar alles kon doen; naar de discotheek gaan, hasjiesj roken, alcohol drinken etcetera. Hij deed dit alleen niet. Hij was een goede jongen en zijn vader vertrouwde hem volledig. Othman vertelt dat hij niet precies weet wat er gebeurd is, maar dat zijn vader hem hier in Nederland niet meer lijkt te vertrouwen. Zijn vader is bang dat hij de verkeerde vrienden heeft en daarom de verkeerde kant op geleid zal worden. Hij vertelt dat hij echt wel weet dat de Strasseratse (Diyar) niet de beste vriend voor hem is, maar dat hij met hem Koerdisch kan praten. Ze begrepen elkaar. En het bleef altijd bij praten; blowen deed hij niet met hem. Dat vond hij zonde van zijn geld. 

In Syrië vocht hij wanneer dit nodig was. Op school was hij laatst met een andere leerling in een knokpartij verzeild geraakt. Vol overtuiging vertelt hij ons dat hij het maar niks vond. Hij baalde dat het maar bij één boks was gebleven en het er geen tien waren geworden. Vervolgens lacht hij. “Nee juf, dit was als een grapje”... In Syrië zag het vechten er iets anders uit. Hij trekt zijn trui omlaag en laat een groot litteken zien van een snijwond. In een gevecht had een jongen hem met een mes gestoken. Ondanks de serieuze toon van het gesprek, maakt Othman grapjes. Na de duizendste grap kijk ik naar Linda en vraag ik haar grappend of het oké is als ik Othman te grazen neem. We lachen erom en Othman zegt dat het goed is zolang zijn haar maar goed blijft zitten. 

Veel ongeloof en kansloze grappen

Dan zegt hij: “ben jij Daesh?!” (IS). We praten even over de checkpoints die hij continu op straat tegenkwam en het feit dat hij nooit kon zeggen dat hij Koerdisch was. Wanneer hij dit aan zou geven zou hij worden meegenomen; Koerden zijn de pispaaltjes in Syrië. Dan vertelt hij - wederom met een lach op zijn gezicht - “Juf, ik zie dat Daesh zo doet”, waarbij hij met zijn vinger langs zijn keel strijkt. Geschrokken kijk ik hem aan en vraag ik hem of hij een onthoofding heeft gezien. “Ja, wallah juf. Ik slaap drie dagen niet”. 

Ik probeer mijn ongeloof van deze bizarre wereld te verhullen door mij aan te sluiten bij de laconieke en lacherige manier van communiceren van Othman. Samen maken we kansloze grapjes over onthoofding en wat hij met mijn hoofd zou doen. Hij zou ermee gaan voetballen en Linda zou de hele dag tegen een lijf zonder hoofd aan moeten kijken. Daarna kreeg ik mijn hoofd dan weer terug. We lachen, maar het voelt niet goed. Het is een bizarre manier van communiceren over deze enorm heftige gebeurtenissen. Toch besef ik me ook dat dit een van de eerste keren is dat Othman hier iets over loslaat. Na elke ‘domme’ grap waarbij hij een gemene opmerking maakt, lacht hij en geeft hij mij een hand. Na enige tijd toe ik wat pink color labello op mijn lippen. Wanneer ik hem terugleg pakt Othman hem en doet hij wat op. Vijf minuten later doe ik ook een beetje mascara en oogpotlood bij hem op. Ons gesprek voor vandaag is klaar. Wat een heerlijk jong toch, maar zijn lach verhult veel... 

Op de terugweg in de auto merk ik hoe blij ik ben dat ik na twee weken vakantie weer mag werken. Ik weet soms niet of ik ermee moet lachen of moet huilen. Soms word ik boswild van de drukte om me heen; de Arabische muziek, de verschillende talen, de leerlingen die het in de klas niet redden en een uitweg vinden op kantoor, maar ik zou het geen dag willen missen. Het is soms zoeken wat jongeren nodig hebben in dit stadium van hun leven maar tot op heden durf ik te zeggen dat er geen dag voorbij gaat dat ik me niet betekenisvol voel. Vandaag was zo’n dag. 

De namen in dit verhaal zijn veranderd om zo de privacy van mijn leerlingen te beschermen. 

Update: Othman is verhuisd en heeft inmiddels en succesvolle zaak opgezet. Het heeft even geduurd en ik durf mijn hand er niet voor in het vuur te steken dat hij nog steeds dingen verhuld achter zijn lach, maar hij heeft regie genomen in zijn leven en kan trots zijn op waar hij nu staat. 

Previous
Previous

Zonder zuivere speeltijd blijven vluchtelingen dwalen

Next
Next

19. De tranen van opa Kamal