19. De tranen van opa Kamal

Soms zijn er mensen die meteen een speciaal plekje in je hart weten te veroveren. Opa Kamal is er daar een van. Dit verhaal gaat over hem.

Samen met mijn collega Janneke  liep ik door de gebouwen op het AZC om leerlingen uit te nodigen om naar school te komen. Dit is overigens een van de mooiste onderdelen van mijn werk. Altijd een verrassing of de deur open gaat en welke geur je er dit keer aantreft. Het tijdstip van de dag heeft hier overigens weinig invloed op. Midden op de dag kan de geur van slapende stinkende mensen nog je neus binnendringen en moet je je inhouden om niet direct een stap naar achteren te zetten, maar voor hetzelfde geld komt een heerlijke etensgeur je tegemoet. Helaas is dat eerste vaak hoe het is en dit geeft mij een triest gevoel. Deze mensen zijn moe; moe van stress, moe van een lange reis, moe van gemis, moe van nachtmerries, moe van vreemde mensen op je kamer, moe van niet kunnen slapen, moe van verveling, of moe van geen reden hebben om nog op te staan.  

Dit keer ging de deur open bij de gedeelde AZC kamer van Ahmad. We vroegen of hij er was. De oudere man in de deuropening had een warme en lieve blik in zijn ogen. Toen hij sprak hoorde ik dat zijn stem matchte bij zijn ogen. Ahmad was er niet. De man wist ook niet waar hij wel was. Zonder een enkel woord Nederlands voerden we een gesprek. De man deed enorm zijn best om zich uit te beelden en zichzelf met handen en voeten verstaanbaar te maken. We bedankten hem, namen afscheid en liepen door. Op naar de volgende, hopen op een betere vangst. 

Gebarentaal

Toen we later weer terug liepen, sprak dezelfde man ons met zijn lieve en krakerige stem weer aan. Ditmaal met een boekje in zijn hand. Het was een kinderboek. Hij sloeg het open en zonder ook maar een woord te spreken las hij het boek op wonderbaarlijke wijze voor door aan te wijzen wat er te zien was en er geluiden bij te maken. Voor mij was het duidelijk: kikker zocht eend, maar eend was er niet. Kikker zoekt en zoekt en dan ziet hij eend in het water. Het klonk als: “uhhhhh?? Zoefffff, kwaak kwaak, zoeefff zoefff, splash!!!”

De man heette Kamal; opa Kamal. Tijdens ons gesprek legt hij uit dat hij docent was in Syrië. Hij wil nu ook graag Nederlands leren, zodat hij hopelijk ook hier misschien ooit weer voor de klas kan staan. En bam! Daar ga ik. Een ruggengraat van niks, opa Kamal valt met zijn 68 jaar zo een jaar of 55 buiten onze doelgroep, maar deze man moet ik uitnodigen voor de school.

Terug op school bied ik op voorhand vast mijn excuses aan. Allereerst omdat ik een net iets te oude student laat komen en ten tweede omdat dit niet de eerste keer is dat ik net iets anders dan gebruikelijk doe. De blikken van mijn collega’s spreken boekdelen: wat heeft ze nu weer bedacht, gedaan of in haar hoofd gehaald. Maar inmiddels weet ik dat achter deze blikken minimaal evenveel liefde, gekheid en passie schuilt.  

De eerste dag

De dag daarna hoor ik hem; “juf Martina?”. Ik begroet opa Kamal hartelijk en geef aan dat ik blij ben om hem te zien. Vanaf dat moment komt hij met enige regelmaat naar school. Zit soms in een klas erbij en doet altijd actief mee. Soms maakt hij op kantoor zijn huiswerk en laat hij trots zien wat hij heeft gemaakt. Opa Kamal zet zich enorm in om Nederlands te leren en benoemt alles wat hij om zich heen ziet. Niemand keek vreemd op van deze nieuwe student. Momenten dat hij bij mij in de klas zat voelde het wel eens vreemd om zo een charismatische en lieve man te moeten vragen om het volgende woord te hakken en plakken. Maar hij deed het en glunderde van oor tot oor. De juf dus ook! 

Toen kwam corona en verloren we opa even uit het oog. Ik zag hem nog geregeld om acht uur ‘s morgens met een prikstok het AZC terrein schoonmaken. Hiermee verdiende hij zo’n veertien euro per week. Opa gaat niet hij de pakken neerzitten maar probeert er het beste van te maken.  

‘Juf Martina mama’

Opa Kamal was een doorzetter. Hij was altijd even vrolijk, even lief en even behulpzaam, maar als ik wel eens - op een moment dat hij het niet doorhad - goed naar hem keek, zag ik het verdriet dat schuil ging in zijn ogen. Zodra hij mij in het zicht kreeg verscheen zijn vriendelijke en krachtige lach en verschuilde dit zijn droevige gezicht. Wanneer hij me ziet, begroet hij me door me ‘juf Martina mama’ te noemen, pakt zijn petje af en legt dan zijn hand op zijn hoofd. De woorden; ‘op mijn hoofd’ kennen we hier niet, maar inmiddels heb ik geleerd dat dit gelijk staat aan: “in mijn hart” of “jij mag op mijn hoofd zitten, je bent voor mij geen extra gewicht.” Een mooi gebaar uit een andere cultuur.Ik voel me vereerd dat deze 68 jarige man mij ‘mama’ noemt.  

Naast Nederlands, leerde opa Kamal ook fietsen. Hij kletterde tijdens een poging bijna tegen de fietsstalling aan, maar deze man deed het allemaal maar. Draagt al al die maanden dat ik hem ken zijn ene te grote spijkerbroek, zijn sokken over zijn broek omdat hij anders te lang is vermoed ik, zijn blauwe jas, zijn bruine versleten schoenen en zijn groene CZ rugzak op zijn rug. Alle docenten kennen opa Kamal en hij hoort er inmiddels gewoon helemaal bij. Ik houd van het team waar ik mee werk. Ik hou ervan dat zij net als ik soms gewoon snappen en voelen dat we iets moeten doen voor iemand. Opa Kamal was altijd en overal welkom!  

Maar achter die lach schuilt een droevig gezicht

Op een dag zie ik hem en als altijd begroet hij mij, alleen deze keer blijft zijn lach achterwege. Hij heeft een gammele telefoon in zijn hand en vertelt dat hij praat met de zus van zijn vrouw; in Syrië. Zijn vrouw is overleden. Hij kust het beeldscherm van zijn telefoon en ik sla troostend een arm om hem heen. Dan vertelt hij over zijn kinderen in Syrië en breekt zijn trotse gevoel dwars door het verdriet heen. Hij vertelt welk werk ze doen en hoe oud ze zijn. Het is lastig communiceren, maar het enige wat ik wil is deze man laten weten dat ik naar hem luister en ik stiekem echt van hem houd! Van het mens dat hij is. Ik wil niet dat hij zich eenzaam voelt, een onmogelijke wens voor een man van 68 jaar alleen in Nederland zonder zijn gezin. Opa doet er echter alles aan om zichzelf groot te houden. Ik geloof dat zijn overlevingstactiek vooral is; positief zijn en blijven en doorgaan. 

Binnenkort gaat hij op transfer. Een naar woord blijft het, maar zo heet het nu eenmaal. Hij laat me de brief zien. Hij wil iets doen om me te bedanken en geeft het desinfecteer spul dat hij in zijn poetstas heeft zitten. Opa heeft status gekregen. Dit betekent dat hij een verblijfsvergunning heeft gekregen en daarom naar een ander AZC in Nederland zal vertrekken; weg uit Weert. Mijn opa’s zijn er niet meer... Opa Kamal, wil u hem zijn?

thumbnail_IMG_0689.jpg
Previous
Previous

20. Onthoofdingen en Labello: we lachen er maar mee

Next
Next

18. Mijn papa en mama