Interview Weert Magazine
Martine Jacobs: ‘Ik heb mijn hart verloren aan de alleenstaande minderjarige vluchtelingen’
Door Ton Adriaens
Martine Jacobs (38) was van januari 2016 tot augustus 2020 teamleider op een school voor nieuwkomers in het asielzoekerscentrum (azc) in Weert. Op deze school voor voortgezet onderwijs ving het team van docenten in deze 4,5 jaar meer dan 1000 leerlingen op en liet hen kennis maken met de Nederlandse taal en cultuur. Sinds het azc in Weert gesloten is werkt ze in het azc in Budel.
Zij besloot haar ervaringen, visie, strubbelingen, liefde en strijd uit te schrijven. Op deze manier wilde zij de lezers van haar blog een inkijkje geven in het werken met deze doelgroep. In december 2020 plaatste ze haar eerste verhaal. Het zijn er inmiddels ruim vijftig. Door het delen van haar verhalen, vraagt zij om meer begrip, een kritische houding, besef dat je geluk hebt als je wieg op de juiste plek stond en vooral voor het feit dat het hier om mensen gaat.
‘Soms doet een kutmarokkaan ook gewoon zijn naam eer aan. Soms zijn het inderdaad vervelende, lastige jongens. Maar het zijn allemaal mensen, die het in wezen goed willen doen in hun leven. Dat denk ik echt. Het is vooral de omgeving die heel bepalend is. Het is de kunst om niet te snel te oordelen.’
Waar de meeste mensen rond Kerstmis de gezelligheid van de eigen familie opzoeken ging Martine, samen met een vriendin, naar een vluchtelingenkamp op Lesbos om te helpen en met eigen ogen te zien welke ontberingen asielzoekers op hun vluchtroute moeten doorstaan.
Wat vind je van het asielzoekersbeleid in Nederland en Europa?
Het opvangen van vluchtelingen in Nederland en in Europa gaat niet goed. Het heeft op veel vlakken niet de juiste uitwerking: asielzoekers komen tussen wal en schip. Procedures duren veel te lang. De komst van vluchtelingen lijkt telkens weer onverwacht, terwijl we inmiddels weten dat hier een golfbeweging in zit. Het zou dus geen verrassing meer moeten zijn. Een sterke Europese samenwerking en een goede controle met een menselijke maat zou helpen om alleen die vluchtelingen op te vangen die dat echt nodig hebben. Van land naar land hoppende kansloze economische vluchtelingen versterken de negatieve beeldvorming over de vluchtelingenproblematiek.
Wat was in jouw werk de meest schrijnende ervaring?
Het eerste wat dan in mij opkomt is het beeld van een heel kwetsbare, alleenstaande minderjarige vluchtelinge uit Eritrea. Zij bleek onderweg verkracht te zijn en ze was zwanger. Zelf gaf ze aan ziek te zijn en anderen mochten dat niet weten. Haar exacte leeftijd was niet bekend en ze werd meerderjarig verklaard. Daarom ging ze van het minderjarigen gebouw naar het meerderjarigen gebouw waardoor haar voogd wegviel. Dat zat me niet lekker. Terwijl het niet mijn taak was ging ik haar zoveel mogelijk helpen. Ze wist niets van weeën , van hoe een baby geboren wordt, ze wist helemaal niets terwijl communiceren met haar heel moeilijk was omdat zij niet meer dan een paar woorden Frans sprak. De zelfstandigheid die vanuit het COA van haar verwacht werd had zij totaal niet. Samen met haar heb ik noodzakelijke spulletjes en babykleertjes gekocht. Dankzij een donateur ben ik in de gelegenheid om buiten de gebaande paden om en niet gehinderd door bureaucratie dit soort dingen te doen. Ook heb ik kunnen regelen dat mijn zus Carlijn met haar naar een verloskundige ging. Toen ik later met haar naar de gynaecoloog ging raakte ze bij een vervelend inwendig onderzoek enorm over haar toeren en schreeuwde ze het uit van angst. Na de geboorte kon ze geen moederlijke gevoelens opbrengen. Heel triest allemaal.
Werd het je wel eens teveel?
Ik ben wel eens in tranen uitgebarsten omdat een situatie van een leerling me te zeer aangreep. Maar dat vind ik niet erg. Wie wordt niet bij de keel gegrepen als je wéér een gesprek achter de rug hebt met een puber die het leven niet meer ziet zitten en een einde wil maken aan zijn uitzichtloos bestaan?
Hoe zou volgens jou de opvang geregeld moeten worden?
Daar heb ik best wel uitgesproken ideeën over:
· Maatwerk. Een kind, een jongen van 18, een alleenstaande moeder, een 60-plusser, ze hebben allemaal een andere benadering nodig in hun weg naar inburgering.
· Laat mensen weten dat ze er toe doen, gezien en gehoord worden zodat ze langzaam maar zeker weer in hun kracht kunnen komen. Geef ze een stukje eigen regie terug.
· Laat asielzoekers zinvol werk verrichten zodat ze zich nuttig voelen en hun traumatische gedachten even opzij kunnen zetten.
· Alle anderstaligen hebben in Nederland recht op twee jaar onderwijs ter voorbereiding op het Nederlands onderwijs. Maar voor analfabeten is dit onhaalbaar! Dus ook hier meer maatwerk.
· Stop met te veel verplaatsingen waardoor jongeren van de ene naar de andere school en een andere sociale omgeving moeten verhuizen. Hierdoor ook op wachtlijsten van scholen komen te staan en hun onderwijs weer tijdelijk stil ligt.
· Geef duidelijkheid en daarbij is “nee” ook een antwoord. Eindeloze procedures, wachten, dag in dag uit in onzekerheid, zorgt voor enorm veel stress en uitzichtloosheid.
Bespreken jullie met de leerlingen op school hun ervaringen tijdens hun vlucht en de trauma’s die zij hebben opgelopen?
Nee dat is onze taak niet en we kunnen er ook niets aan veranderen. Bovendien is de taal vaak een te grote barrière om het te bespreken. Op school zijn we bezig met het creëren van een veilige plek, actief bezig zijn, afleiding en vooruit kijken.
Leerlingen vertellen er wel eens over, een op een met een docent en als er iemand in een hogere niveaugroep over begint zullen we het niet ontwijken maar het is voor ons een bewuste keuze om de focus te richten op de toekomst, niet op het verleden.
Mauro die een briefje van Henk Bleker kreeg toegeschoven, de negenjarige Nemr uit Irak die Klaas Dijkhof interviewde, en onlangs de 12 jarige Ghena die te gast was bij Op1: Met enige regelmaat wordt er via kinderen aandacht gevraagd voor een menslievender asielbeleid. Hoe sta jij hier tegenover?
Ondanks dat ik het die individuele gevallen natuurlijk van harte gun heb ik daar toch moeite mee. Het wordt dan afhankelijk van hoeveel stampij de omgeving van zo’n kind maakt of het mag blijven of niet. Als je toekomst ervan afhankelijk is wie jouw advocaat is en wie er allemaal voor jou door het vuur gaat is er iets mis met het systeem.
Wat is je het meest bijgebleven van je vrijwilligerswerk op Lesbos?
Ik was zeer verbaasd over de goede organisatie en de adequate voorzieningen in het nieuwe vluchtelingenkamp RIC. Omdat ik verwachtte letterlijk in een modderpoel van ellende terecht te komen had ik rubberlaarzen meegenomen maar het zag er naar omstandigheden goed uit. Er waren ook veel internationale hulporganisaties actief. Ten op zichten van het eerdere kamp Moria is kamp RIC (weliswaar met 18000 minder inwoners) een goed georganiseerd kamp.
Ik heb ook de restanten van het oude kamp Noria bezocht en dat moet echt de hel op aarde zijn geweest. Daar verbleven 21000 mensen terwijl er maar plaats was voor 3000. Daar zie je nog versmolten resten van schamele onderkomens, hekken en prikkeldraad en er hangen nog slaapzakken in bomen.
‘Ik vraag om begrip, het besef dat je geluk hebt als je wieg op de juiste plek stond en vooral voor het feit dat het hier om mensen gaat’
Voordat je bij het azc ging werken was je werkzaam als leerkracht speciaal onderwijs bij de Aloysius Stichting, werkte je als teamleider bij het cliëntbureau Zorgverlening PGZ, als pedagogisch medewerker bij de Amarant Groep en als begeleider bij de Stichting Change your life. Geen alledaagse keuzes. Wat was jouw drijfveer?
Toen ik de pabo deed kwam ik er al snel achter dat ik het liefst werk met kinderen met een bijzondere hulpvraag. In mijn huidige werk heb ik mijn hart verloren aan de moeilijk bereikbare alleenstaande minderjarigen. Dat is zo’n kwetsbare doelgroep. Hun recalcitrante gedrag en wat daar achter zit triggert mij. Het blijven pubers die begrip en hulp nodig hebben. Meestal weet ik uiteindelijk hun vertrouwen te winnen.
In Budel heb ik nu te maken met een groep wat oudere Algerijnse mannen en voor het eerst merk ik dat ik hun gedrag niet kan plaatsen en zelf geen begrip voor op kan brengen. Zij zorgen voor nogal wat overlast. Ze overschaduwen de groep mensen waar ik dagelijks mee mag werken en het zo hard nodig hebben om positiviteit van hun omgeving te krijgen. Dat is behoorlijk frustrerend.
Uit je verhalen blijkt je grote inzet voor en enorme betrokkenheid bij je leerlingen en hun families. Heb je nog tijd voor jezelf? Je eigen sociale wereld? Relaties?
Ik ben daar aanvankelijk ver in gegaan. Maar nooit geen spijt van gehad. Mijn inzet was onvoorwaardelijk en ik was 24 uur per dag bereikbaar. Dus ook toen ik ’s nachts een telefoontje kreeg van twee leerlingen die in Baexem de laatste bus gemist hadden. Ik stapte in mijn auto en haalde ze op. Nu hier in Budel heb ik wat meer afstand genomen. De doorstroom van leerlingen ligt hoog. Wekelijks wordt er afscheid genomen van leerlingen waardoor het opbouwen van een band, voor mij als teamleider, wat lastiger is.
Ik ga regelmatig ’s morgens hardlopen, doe aan kickboksen en ook de contacten met vriendinnen plan ik in. De meesten hebben een relatie en kinderen terwijl er voor mij, door mijn drukke werkzaamheden, er minder ruimte en behoefte was aan een fulltime relatie.
Soms denk ik ‘goh wat zou het fijn zijn om met mijn eigen gezin dingen te ondernemen’ maar ik besef ook heel goed dat ik mijn hart heb gevolgd. Dat had ik niet willen missen, het heeft me gevormd tot wie ik ben. Ik besef dat mijn biologische klok doortikt en soms vind ik dit echt wel lastig en verdrietig. Dit probeer ik zo min mogelijk toe te laten en zie vooral het positieve uit mijn leven zoals het is. We gaan zien wat de toekomst brengt.
Uit een van haar verhalen op www.martine-jacobs.nl/verhalen
‘De basis voor mij werd om alle leerlingen, stuk voor stuk, daadwerkelijk te zien en te horen. De tijd voor ze te nemen en te beseffen dat iedereen een rugzak bij zich had.
…
Ik probeerde Oday te laten weten dat hij ertoe deed! Ik heb hem vaak uit de klas moeten halen, of hem uit zijn bed moeten halen, vaak uitleg moeten geven aan COA en al helemaal aan het team van docenten waarom Oday het gedrag liet zien dat hij liet zien. Hij werd dagelijks overvraagd. Niet kunnen lezen en schrijven, moeilijk kunnen leren en toch eigenlijk heel graag een stoer imago hebben. Deze dingen gaan moeilijk samen en zorgen soms voor gezichtsverlies in de klas. Beter wegblijven dan maar of een grote bek opzetten.
…
Oday is mijn voorbeeld geworden en de kern van de visie van onze school. Oday was een straatrat, met zijn petje, zijn oorbel en ja ja…zijn tatoeage. Hij terroriseerde de klas enigszins, weigerde werk te maken en trok vaker zijn eigen plan. Wanneer de docent de strijd om zijn pet af te doen aan wilde gaan, pofte hij er tussenuit. Het zette mij aan het denken. Zelfs het schrijven van zijn naam weigerde hij… Wat lag hieraan ten grondslag bij deze jongen? Wat zat er onder het topje? Oday was analfabeet (niet vreemd dat hij weigerde zijn naam te schrijven), had geen schoolse vaardigheden, was gevlucht, was 14 jaar, miste zijn moeder, zijn broers. De man waar hij mee in Nederland was gekomen was een vreemde voor hem, etc.. Zijn pet was het weinige wat hem kon worden afgenomen, namelijk een stukje imago. Ik weet dat ik veel vroeg van de docenten maar ik vroeg hen om deze jongen veel tegemoet te komen en niet te overvragen, hem veilig te laten voelen, hem te zien, te horen en te omarmen.
…
Tot op de dag van vandaag struggelt Oday nog iedere dag met het gemis van zijn familie en de onmogelijke situatie waarin hij is beland. Hij weet alleen dat er mensen zijn die van hem zijn gaan houden, die hem omarmen, dat hij zichzelf kan zijn en er toch om hem gegeven wordt. Oday laat nu zien wat een lieve en kwetsbare jongen hij is. Hij heeft mij geleerd dat ik geen regels op school wil om de regels, dat we er samen uitkomen wanneer we proberen om elkaar te begrijpen en te respecteren. Vanuit die basis kunnen we ons richten op de zaken die er daadwerkelijk toe doen, maatwerk leveren, kijken naar de individuen en ons niet vasthouden aan regels omdat die houvast zouden bieden. Handelen en werken vanuit relatie staat 100 keer sterker dan handelen vanuit regels en gezag.’